top of page

E-paranoia en digitale therapie

Paranoia. De term dook voor het eerst op in de 19e eeuw door de Duitse psychiater Emil Kraepelin. Hij verwees hiermee naar een psychische aandoening waarvan het hebben van waanbeelden het belangrijkste kenmerk is. Vandaag begrijpen we onder ‘paranoia’ achtervolgingswaanzin of overmatige achterdocht. Mensen die paranoia zijn, denken vaak dat iemand hen pijn wil doen, dat ze achtervolgt worden of dat ze bedreigende stemmen horen in hun hoofd. De komst van digitale technologieën heeft de omvang van paranoia sterk beïnvloed. In deze tekst bespreken we het verband tussen paranoia en digitale technologieën. Allereerst bekijken we hoe onze dagdagelijks technologieën paranoia kunnen aanwakkeren om nadien stil te staan bij de nieuwe app SlowMo, een digitale therapievorm voor mensen met paranoia.


E-paranoia (ook wel ‘cyber-paranoia’ genoemd) is een recenter fenomeen. Het verwijst naar gebruikers die waanideeën hebben over (voornamelijk) nieuwe media. Vaak gaat dit over een vermoeden van verborgen agenda’s van bedrijven of de overheid met betrekking tot online-platformen en een algemene bezorgdheid over privacy en persoonlijke online-data. Maar wanneer spreken we over e-paranoia en niet meer over een kritische, mediawijze internetgebruiker? Bij e-paranoia zijn gebruikers niet langer kritisch naar wat ze lezen of voorbij zien komen op het internet, maar gaan zij er automatisch vanuit dat anderen hen bedriegen of schade willen berokkenen. De vraag is vooral hoe we e-paranoia kunnen voorkomen of bestrijden. Misschien met transparantie in online communicatie over privacy en persoonlijke gegevens? Of ligt de verantwoordelijkheid hier meer bij de mediawijsheid van gebruikers dan bij bedrijven?


Gelukkig kunnen digitale technologieën ons ook de hand toereiken wanneer het gaat over paranoia – althans, dat beweren ze. Zo zouden zij de toegang tot psychotherapie sterk kunnen verbeteren. Momenteel zien we bij bestaande therapieën dat vooral minderheidsgroepen vaak niet bereid of in staat zijn om toegang te krijgen tot en gebruik te maken van therapie. Door het ontwikkelen van, bijvoorbeeld, een therapie-app verlaagt technologie de drempel en wordt hulpverlening toegankelijker. Een goed voorbeeld hiervan is SlowMo. In deze app worden je angsten visueel weergegeven in verschillende bubbels. Als je vaker eenzelfde waanidee hebt, wordt deze bubbel ook groter. De app geeft je vervolgens alternatieve gedachten om je weer rustig te maken. SlowMo is dus ontworpen om mensen (met paranoia) te vertragen en bewust te maken van de neiging om snel conclusies te trekken. Maar kunnen digitale technologieën fysieke therapieën vervangen of gaat er dan iets verloren? En dragen digitale tools bij aan meer inclusie of is de puzzel complexer dan dat?


Lees verder:

bottom of page