top of page

Mythe #2: "Fact checking is dé oplossing voor fake news"

De term 'fake news' werd in 2017 uitgeroepen tot 'woord van het jaar' door de Collins, een Britse uitgever van woordenboeken. Dat kwam toen niet als een verrassing. Toenmalig president Donald Trump liet de term vallen in zowat elke speech om de mainstream media te bekritiseren. Iedere vorm van kritiek op Trumps beleid werd gecounterd door de uitspraak 'you're fake news'. Sindsdien is het woord goed ingeburgerd in onze alledaagse taal. Niet alleen bij Amerikaanse conservatieven of critici van mainstream media, maar ook bij politici, beleidsmakers en burgers zoals jij en ik. Maar wat is er nu aan de hand met fake news? Wat is het probleem precies?


Als we spreken over fake news moeten we het onderscheid maken tussen twee vormen: misinformatie en desinformatie. Misinformatie is onjuiste informatie die verspreid wordt zonder dat men bewust anderen wilt misleiden. De kans is groot dat je dit zelf al eens hebt gedaan. Je ziet iets passeren op Twitter of Instagram, je dénkt dat het waar en betrouwbaar is, en je deelt het zonder te weten dat het eigenlijk valse informatie is. Als mensen bewust vals nieuws verspreiden om anderen te misleiden omwille van politieke, economische of andere redenen, dan spreken we over desinformatie. Beide soorten 'fake news' vind je vaak terug in de verspreiding van zogenaamde 'complottheorieën': theorieën die stellen dat een bepaalde sociale, politieke of economische gebeurtenis veroorzaakt is door een 'samenzwering'. Je kent wellicht tal van voorbeelden, maar op kop staat dit jaar de overtuiging dat het coronavirus bewust in een laboratorium was ontwikkeld door de overheid om de overbevolking tegen te gaan.


In deze tijden voelen velen daarom een soort heimwee of nostalgie naar een tijd waarin 'experten' het laatste woord hadden. Volgens velen hebben experten en wetenschappers vandaag hun autoriteit verloren, zoals ook de coronacrisis toonde. Zo riep Michael Gove, Brits politicus van de conservatieve partij: 'de mensen van ons land hebben genoeg van experten' (Financial Times). En hoewel Donald Trump zich zelf grote zorgen maakte over het zogezegde 'fake news' dat de grote kranten over hem verspreidden, was hij zelf niet vies van openlijk liegen om mensen te misleiden. The Washington Post berichtte dit jaar dat Trump maar liefst 30.573 keer een leugen of misleidende informatie verspreidde als President. Als je daar nog bij rekent dat Facebook intensief werd gebruikt tijdens de presidentiële verkiezing in 2016 om de opinies van Amerikanen te manipuleren, en dat fake news kan leiden tot het uitmoorden van bevolkingsgroepen, zoals in Ethiopië, dan lijkt de nood aan een oplossing voor fake news wel erg groot.


Hoe kunnen we dan dat probleem van fake news de wereld uit helpen? Een oplossing die veel aandacht krijgt heet 'fact checking': het nagaan of bepaalde uitspraken correct en waarheidsgetrouw zijn. Tot recent werd dit voornamelijk gedaan door journalisten en moderators van online fora. Een uitspraak wordt dan getoetst aan verschillende bronnen en wordt vervolgens bevestigd of ontkend. In de media zie je veel voorbeelden van fact checking vandaag de dag. Zo vind je op de website van VRT NWS een hele pagina vol fact checks. Misschien zag je ook al de boodschappen op Twitter die je waarschuwen wanneer een tweet mogelijks valse informatie bevat. En wie weet gebruikte je al eens een software-programma dat je helpt feit van leugen te onderscheiden, zoals Factmata. Dit hulpmiddel toont je betrouwbare informatie die een bewering bevestigt of tegenspreekt. Stel: je leest een tweet die zegt dat moslims in de meerderheid zijn in Vlaanderen en ze zo onze westerse cultuur kapot maken. Een tool zoals Factmata kan je dan tonen of dat wel echt zo is door betrouwbare cijfers te tonen over migratie en moslims in Vlaanderen.

Klinkt goed, toch? Je zou denken: het internet zit vol leugens... fact check erop los en dat fake news maakt geen kans meer. Maar zo eenvoudig is het niet, zegt professor sociologie Noortje Martens (University of Warwick). Fact checking strategieën gaan immers uit van een bepaalde opvatting van wat 'waarheid' is. Waarheid, volgens die opvatting, is wat overeenstemt met feiten, of anders gezegd: wat we met onze waarneming of met data kunnen verifiëren. De 'waarheid' van een uitspraak zoals 'moslims zijn in de meerderheid in Vlaanderen' kan je gaan aftoetsen aan cijfers over het aantal moslims in Vlaanderen, naast andere religies. Een 'fact check' heeft dan als bedoeling om geldige vormen van kennis van ongeldige uitspraken te onderscheiden.


Klinkt nog steeds goed, toch? Wel, volgens Noortje Martens mist deze strategie een beetje het punt van fake news, en kan ze dus geen oplossing zijn om fake news uit de wereld te helpen. Ze geeft hiervoor twee belangrijke redenen. Ten eerste vergeten dergelijke strategieën de verregaande rol van digitale technologie en sociale media in de verspreiding van fake news. Fact checking strategieën focussen uitsluitend op de inhoud van uitspraken of wat er gezegd wordt. Maar de reden waarom we zo hard moeten vechten tegen misinformatie en desinformatie is omdat het zich zo gemakkelijk verspreidt. En dat heeft alles te maken met de algoritmes die bepalen wat je ziet bij het scrollen op Facebook, Instagram of Twitter. Zoals reeds bleek uit onze blogpost over het Facebook-algoritme, geven sociale mediaplatformen de voorkeur aan berichten die veel circuleren bij andere gebruikers en waar gebruikers veel mee 'engageren' (denk aan liken, delen, reageren). Dat is logisch, want zo krijgt Facebook meer geld binnen. En zoals voormalig medewerker van Facebook Frances Haugen onthulde, zijn het niet genuanceerde, waarheidsgetrouwe berichten die veel engagement triggeren, maar woede-opwekkende, sensationele en polariserende inhouden. Voor het algoritme is de deelbaarheid van informatie belangrijker dan de waarheidsgetrouwheid.


Een tweede probleem met fact checking is dat de mensen die veel fake news verspreiden op sociale media nauwelijks in contact komen met die mensen die bewust aan fact checking doen. Hier zit je met het probleem van de filterbubbel. Je zit in een filterbubbel wanneer je voornamelijk informatie en opinies ziet die aanleunen bij je eigen overtuigingen. Dit probleem was sterk zichtbaar in de aanloop naar het Brexit-referendum in 2016. Op de grafiek hieronder zie je hoe de kampen #Brexit en #Bremain zelden met elkaar geconfronteerd worden. Bij fake news doet zich iets gelijkaardigs voor: de fact checking komt niet altijd terecht bij die mensen die het het hardst nodig hebben. Er ontstaat zo een grote kloof tussen de plaatsen op het web waar 'echte' kennis circuleert en daar waar vooral fake news rondgaat. Volgens Noortje Martens versterkt fact checking daardoor alleen maar de kloof tussen 'wetende' en 'onwetende' in plaats van ze te dichten.

Wilt dit nu zeggen dat we moeten stoppen met fact checken? Nee, absoluut niet! Fact checking blijft een belangrijke dienst voor heel veel burgers, politici en beleidsmakers. Wat Martens echter wilt benadrukken, is dat fact checking nooit voldoende kan zijn om fake news tegen te gaan: het probleem met fake news is niet zozeer de onjuiste inhouden zelf, maar net de manier waarop ze verspreid worden op sociale media en door algoritmes... en dat los je niet op met een fact check op Facebook.


En dat is precies, zoals de titel van haar artikel luidt, "Why we can't have our facts back".



bottom of page